Een overzicht van de pedagogische uitgangspunten in de buitenschoolse opvang (BSO).
Auteur: Liesbeth Schreuder, adviseur NIZW en lid van het Landelijk Pedagogenplatform Kinderopvang.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het tijdschrift Management Kinderopvang van maart 2006.
Buitenschoolse opvang als vorm van kinderopvang komt sinds 1965 voor in Nederland. Het eerste officiĆ«le centrum voor buitenschoolse opvang voor 4 – 12 jarige kinderen stond in Den Haag. Voor die tijd was er al ervaring met deze vorm van opvang bij het club- en buurthuiswerk. De buitenschoolse opvang is lange tijd een marginale voorziening geweest, waar slechts 2 % van de schoolkinderen naar toe ging. In het laatste decennium heeft de buitenschoolse opvang zich sterk uitgebreid, waardoor er nu zo´n 10 % van de schoolkinderen gebruik van maakt. Het nieuwe kabinetsbeleid waarbij basisscholen in 2007 de verantwoordelijkheid krijgen om buitenschoolse opvang te (laten) organiseren kan opnieuw tot een grote uitbreiding leiden.
Het is goed om voorafgaand aan deze nieuwe fase voor de buitenschoolse opvang de pedagogische balans op te maken, zodat nieuwe buitenschoolse opvang kan voortbouwen op de verworvenheden van het verleden. De hierna volgende pedagogische uitgangspunten zijn het resultaat van 50 jaar ervaring in deze werksoort. Daarbij moet aangetekend worden dat de buitenschoolse opvang haar pedagogisch beleid de afgelopen jaren heeft vernieuwd. De vernieuwing laat zich samenvatten in vier elementen:
meer georganiseerde vrijetijdsactiviteiten;
meer gelegenheid tot zelfstandig opereren van kinderen binnen en buiten het centrum voor buitenschoolse opvang;
meer keuzevrijheid voor kinderen;
meer kinderparticipatie.
De buitenschoolse opvang profileert zich als een vrijetijdsclub voor kinderen: als een uitbreiding van de wereld van het kind naast thuis en school, waardoor zij in contact komen met de vele mogelijkheden van de samenleving.
De redenen die deze omslag noodzakelijk maakten, waren tweeledig:
de wens om de BSO ook voor oudere kinderen (8+) aantrekkelijk te houden;
klachten van kinderen en hun ouders over verveling en te weinig vrijheid.
BSO is meer dan alleen een vrijetijdsclub. Kinderen komen er niet incidenteel, maar gedurende het hele jaar en vaak vele jaren van hun kinderleven. Daarom blijven een aantal essentiƫle pedagogische principes overeind. Van oudsher en nog steeds is de pedagogische opdracht van de buitenschoolse opvang: het bieden van een tweede thuis in een veilige en opgewekte sfeer, met individuele aandacht voor ieder kind en mogelijkheid voor ontspanning.
De buitenschoolse opvang verenigt dus twee principes: “net als thuis” en “uitbreiding van de wereld naast thuis en school”. De kinderen komen in groepsverband. Hun begeleiding is een beroep, waarvoor scholing is vereist. De beroepskracht is zowel gericht op individuele kinderen als op het groepsproces. Zoals uit onderstaande pedagogische uitgangspunten blijkt heeft zij/hij verschillende rollen: gastvrouw (-heer), begeleiden en opvoeden, toezicht houden op veilige afstand, vertrouweling zijn, programma's maken en samenwerken met ouders, onderwijskrachten, vrijwilligers en vakkrachten.
Hierachter staan de pedagogische uitgangspunten die in de professionele buitenschoolse opvang gehanteerd worden. Wij hebben ze geformuleerd als rechten van kinderen.
Rechten van kinderen in de BSO
Tweede thuis
Trefwoorden hierin zijn: een prettig onderdak, eten en drinken, veiligheid, gezelligheid en ontspanning, een opgewekte sfeer, ruimte voor positieve onderlinge contacten en persoonlijke aandacht voor de belevenissen van ieder kind. Ieder kind voelt zich er welkom en gerespecteerd. Voor het maken van huiswerk voor de school is gelegenheid en de beroepskracht kan zo nodig enige begeleiding geven. Een tweede thuis betekent ook dat kinderen en ouders op de buitenschoolse opvang kunnen rekenen als een plek waar je altijd naar toe kunt. De BSO is dus open op elke afgesproken dag en in (een deel van) de schoolvakanties, en onverwachte sluiting vindt niet plaats.
Spelen
In de tijd na school staat het spelen centraal. Het is de vrije tijd van kinderen. Vrij spelen en georganiseerde activiteiten zijn beide belangrijke elementen in de vrije tijd. Vrij spelen houdt in: spel naar eigen keuze, samen met leeftijdgenoten of alleen, en zonder sturing door de volwassene. Bij de georganiseerde activiteiten geldt dat kinderen vrij zijn om zich er al dan niet voor aan te melden. Een kind kan ook zijn eigen vriend(innen) uitnodigen op de buitenschoolse opvang. De beroepskracht zorgt voor interessante materialen en activiteiten en begeleidt de kinderen in het ontwikkelen van sociale vaardigheden en respect in de omgang met elkaar.
Privacy en autonomie
Kinderen hebben in hun vrije tijd recht op privacy. Zij kunnen alleen of met leeftijdgenootjes spelen buiten het zicht en de sturing van volwassenen. Er moet dus binnen en buiten voldoende ruimte zijn om ongestoord te kunnen spelen. Privacy betekent dat kinderen ook eigen ruimtes hebben, waar volwassenen niet steeds aanwezig zijn. Er moet mogelijkheid zijn voor kinderen om dingen op een eigen plek te bewaren. Kinderen moeten autonoom leren handelen: zelfstandig leren omgaan met de wereld om hen heen. Zij kunnen daarom zelf kiezen met wie zij spelen en wat zij willen uitproberen. De volwassene heeft de rol van vertrouweling op veilige afstand: bereikbaar voor het kind in geval van vragen en problemen, ingrijpen als dat nodig is in het belang van het kind.
Participatie
Buitenschoolse opvang is een leefgemeenschap voor de kinderen, waar ze vaak vele jaren achtereen komen. Kinderen hebben recht op inspraak in hun leefomgeving op de buitenschoolse opvang. Zij worden betrokken bij de inrichting van de ruimtes, de aanschaf van speelgoed en de organisatie van activiteiten. Zij krijgen ook verantwoordelijkheid voor de ruimte, het materiaal, de uitvoering van activiteiten en het groepsgebeuren (opruimen, heel houden, mee helpen uitvoeren, jongere kinderen helpen, tegengaan van pesten, enzovoort). Zo leren zij verantwoordelijkheid te nemen voor hun omgeving.
Aansluitend aanbod
Kinderen in de leeftijd van 4 – 12 jaar willen bewegen, de wereld ontdekken vaardigheden ontwikkelen, nieuwe ervaringen opdoen en talenten ontplooien. Kinderen krijgen op de buitenschoolse opvang de gelegenheid om actief bezig te zijn met sport, techniek, natuur en kunst/creativiteit. Zij kunnen veel in de buitenlucht zijn en hebben voldoende ruimte om zich uit te leven (binnen en buiten). De groepsleiding speelt in op wat de kinderen bezighoudt en doet een gedifferentieerd en gevarieerd aanbod (eventueel in samenwerking met andere organisaties). Zij/hij zorgt voor voldoende uitdaging in de activiteiten, inrichting en materialen. Het aanbod moet aansluiten op jonge kinderen en oudere kinderen, op jongens en meisjes, en op kinderen met diverse achtergronden. De groepsleiding speelt in op belevenissen van kinderen en gaat in op hun vragen. Zo leren de kinderen hun wereld kennen en ermee omgaan.
Ontwikkeling normen en waarden
Kinderen zijn in de buitenschoolse opvang met meer kinderen bij elkaar. Dit geeft extra mogelijkheden voor de overdracht van maatschappelijke omgangsregels, beleefdheidsregels en normen en waarden in de sociale omgang. Opvoeden in waarden en normen is meer. Het is ook de gelegenheid krijgen om met volwassenen te praten over je eigen mening en je handelen. De begeleiding naar zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid en leren positie te nemen in de maatschappij zijn belangrijke elementen in de opvoeding van een schoolkind.
Deel uitmaken van een leefgemeenschap
Buitenschoolse opvang biedt een goede gelegenheid voor opgroeien in diversiteit. Daarom voert de buitenschoolse opvang een actief beleid om verschillende kinderen binnen te krijgen: kinderen van hoog- en laagopgeleide ouders, veel en weinig verdienende ouders en kinderen van alle etnische groepen. Kinderen met handicaps en de kinderen van het speciaal onderwijs horen erbij, met in achtneming van de grenzen die de groepsleiding, de groep of het betreffende kind zelf stellen. Ook is de buitenschoolse opvang op de omgeving gericht en maakt zij gebruik van voorzieningen in de buurt: de speeltuin, het park, het buurthuis, het (school)plein. Zo krijgen de kinderen een relatie met hun buurt en leren zij de buitenwereld kennen.
Samenwerking met ouders
Ouders zijn de eerstverantwoordelijken voor hun kind. In de buitenschoolse opvang neemt de groepsleiding de verantwoordelijkheid over voor de duur van de opvang. Het is in het belang van het kind als ouders en groepsleiding elkaar kennen en als de opvoeding thuis en op de BSO op elkaar is afgestemd. De BSO zorgt ervoor dat zij de ouders regelmatig spreken en dat ouders nauw betrokken worden bij het pedagogisch beleid van het centrum in het algemeen, en bij de begeleiding en opvoeding van hun eigen kind in het bijzonder.
Bron: http://www.pedagogenplatform.nl/index.php/rechten-van-kinderen-in-de-bso
Over mij
- Even voorstellen..
- Hallo, Ik begin even met een klein intro. Ik ben nu 22 jaar en vindt het leuk om met kinderen te gaan werken. Vandaar dat de opleiding SPW voor mij een makkelijke keuze was. Zit nu in het 2e jaar van de SPW, wil dan later ook graag als leidster op de kinderopvang werken. De leeftijdsgroep 0 tot en met 4 jaar spreekt mij het meest aan. (is ook wel te zien aan de plaatjes op mijn profiel) Vind het gewoon superschattig! Liefs Stephanie
woensdag 12 november 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten